Een kleine kriebel: 'Bali'

Van onze redactie
22 januari 2016
In iedere uitgave van de huis-aan-huiskrant 'Wij in Wijchen, Dukenburg en Lindenholt' schrijft Wijchenaar Peter Droste zijn column 'Een kleine kriebel'.

Bali

De eerste dag viel het me niet eens op. De lange vliegreis en het tijdverschil hadden me blijkbaar wat verdoofd. Maar op de ochtend van mijn tweede dag rook ik het ineens, toen ik de schuifdeur van mijn hotelkamer naar het terras open deed: een vleugje wierook dat herinneringen loswoelde aan mijn katholieke jeugd, zweefde door de lucht. Al snuffelend ontdekte ik op de rand van mijn terras dat typisch Balinese papieren bakje, met daarin een paar stukjes fruit, een beetje rijst, bloemen en een wierookstaafje. Later bleek er voor elke bezette kamer zo’n bakje te staan. Offerandes voor de goden, om hun zegen af te smeken. In dit geval hun zegen over de hotelgast. Over mij dus. Het zal wat sentimenteel klinken, maar dit eenvoudige, warme gebaar ontroerde me. De dag erna betrapte ik de hoteljongen terwijl hij dit ritueel uitvoerde. Dezelfde jongen die eerder het zwembad had schoongemaakt, mijn ontbijt had gemaakt en de kamer gereinigd, had een sarong omgedaan en een groen-geel lint om zijn middel. Hij knielde voor mijn kamer, zette het bakje er neer, waaide de rook wat uiteen en prevelde enkele gebeden, om daarna hetzelfde bij mijn buurman te doen.

’s Avonds zat ik op een terras aan zee - ja, dat kan daar gewoon in januari, net als in alle andere maanden van het jaar. Een van de obers liep rond in een sarong, met een dienblad vol papieren offerbakjes. Met mijn ogen volgde ik hem langs de vier altaartjes die de grenzen van het terras aangaven. En bij elk altaartje herhaalde zich hetzelfde ritueel. Even later liep hij weer gewoon rond met drank op het blad.

Op deze bescheiden, onnadrukkelijke manier eren de Balinezen hun goden en soms ook hun voorouders. Want hun godsdienst mag dan Hindoeïstisch zijn, ze hebben er wel degelijk hun eigen variant van gemaakt, met veel ruimte voor persoonlijke invulling.

Een van mijn gesprekspartners legde later uit, terwijl ze een klein beetje van haar diner op een papiertje naast haar bord legde - ook dat was voor de goden -, dat het hun manier is om er voortdurend bij stil te staan dat je niet alles wat je hebt aan jezelf te danken hebt. Het leven heb je te danken aan je ouders, je opvoeding aan je familie, je kennis en kunde aan je leerkrachten en vrienden, je werk misschien aan vrienden, je netwerk, en je kunt altijd de goden bedanken voor de optelsom van dat alles. Dankbaarheid die bescheiden maakt. Daarmee zet je de mensen om je heen op een voetstuk, niet jezelf. Zo mooi kan godsdienst dus ook zijn.

Peter Droste

Dit bericht delen:

Advertenties